Beschrijving
Volwassen koolmezen zijn 13,5-15 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5 tot 25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram.
De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band.
Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop.
Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt in het najaar.
De koolmees is de grootste soort mees, zoals de wetenschappelijke soortnaam verraadt: major betekent groot.
De roep van de koolmees klinkt als péh-puuh wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto.
De zang is een hoog si si sirrr en lijkt iets zachter dan die van de pimpelmees.
De vlucht van de koolmees is meestal gelijk aan die van andere mezen.
In grote bogen vliegt de koolmees door de lucht, afwisselend wordt met de vleugels geslagen en gezweefd.
In de broedtijd eten koolmezen voornamelijk insecten en insectenlarven.
Zij nestelen zich in boomholten en ook vaak in nestkastjes.
De voorkeur gaat uit naar een vlieggat dat een paar millimeter groter in doorsnede is dan dat van de pimpelmees.
Het gat moet het liefst 32 mm zijn.
Bij voorkeur hebben ze een nestkast met een minimale binnenmaat van 12×12×25 centimeter.
Aan het eind van het voorjaar en in het begin van de zomer wordt de koolmees seksueel actiever, maar vanaf het moment dat de dagen gaan lengen (21 december) begint het mannetje al frequent te zingen.
Wanneer een koppeltje koolmezen elkaar heeft gevonden blijven zij gedurende een tot twee nestjes bij elkaar en nemen ze beide de verantwoordelijkheid voor het voeren van de jongen.
Het is echter niet vreemd als het koppeltje hetzelfde nest jaren achter elkaar samen gebruikt
Voedsel: vetbollen, ongezouten (dop)pinda’s, kokosnoot, zonnepitten, zaden, pindablokken.
Voerplaats: voedertafel of voederhuisje of opgehangen in een boom.